Volgens de traditionele manier wordt de muur met metselspecie gemetseld. Dan worden de voegen op diepte uitgekrabd, waarna de speciale voegspecie aangebracht wordt door een voeger.
Pointeren
Bij pointeren gaat dit heel anders. Hier wordt een speciale door strijkmortel gemaakt, dit is meestal een fijnere zandkorrel die in de specie verwerkt zit. Dit is nodig omdat bij het doorstrijken de korrels niet op de voorgrond van de voeg komen te zitten. Het pointeren gaat als volgt in zijn werk. De gemetselde muur wordt ook hier op een bepaalde diepte uitgekrabd, net wat wenslijk is en op welke diepte de voeg komt te liggen. Daarna wordt de voeg na de droogtijd door gestreken met een voegspijker of een roller. De voeg wordt na de bewerking met de roller of voegspijker met de stoffer van resten van specie ontdaan, en de muur is dan geheel afgewerkt.
Het voordeel hiervan is dat de hardheid van de voeg veel harder is dan bij de traditionele manier, en omdat op de traditionele manier, een hechting moet plaatst vinden van twee specie soorten, de zogenaamde voeg en metselspecie.